Al in 1995 maakte Ann Van den Broek haar eerste solo. Met minimaal een voorstelling per jaar sinds 2001 heeft zij met haar helder leesbare danstaal en uitgesproken esthetiek inmiddels een stevige positie in de danswereld veroverd. In haar werk toont zij sterke emoties, maar uiteindelijk is het de ratio die regeert.
Vanaf het prille begin zoekt Ann Van den Broek haar onderwerpen dicht bij zichzelf. In Skótoseme (1995), de eerste solo die zij maakte tijdens haar danscarrière, ging zij op zoek naar de essentie van haar danskunstenaarschap. Wat speelt zich in haar af, alleen op het podium?
Zes jaar later gaat zij als zelfstandig choreografe verder en volgen de solo’s Hurry up please, … it’s time (2001) en Annexe (2001). In Hurry up please, … it’s time schetst zij een onrustig denken bewegingspatroon en het onvermogen om te berusten in een toestand. In Annexe verweeft zij vier vrouwelijke solo’s en karakters uit een eerdere voorstelling in een poging haar persoonlijkheid te omkaderen.
In deze vroege werken zijn de constanten die een rode draad in haar werk zullen vormen al aanwezig. Ook later keert, in het aansnijden van universele thema’s als de dood, eenzaamheid, strijd, liefde en seksualiteit, telkens de vertaalslag van innerlijke drijfveren terug. Het aftasten van de glijdende schaal tussen het houden van controle en loslaten. En het ontrafelen van emoties in een nauwlettend bewegingsonderzoek. Het blootleggen van gedragspatronen. In FF+Rew (2002), haar eerste groepsstuk bij Dansgroep Krisztina de Châtel, is al te zien hoe analytisch Van den Broek daarin te werk gaat. Zij maakt de fysieke effecten van een emotionele klap zichtbaar door eindeloos te herhalen en steeds verder in te zoomen.
De wijze waarop zij de discrepantie van innerlijke gevoelens en uiterlijk vertoon poogt te bedwingen komt ook naar voren als zij na bijna tien jaar weer een samenwerking aangaat. Met theatermaker Marcus Azzini,, een coproductie van Toneelgroep Oostpool en WArd/WaRD, vraagt zij zich in LIstEn & See (Lies) (2012) af wat het lichaam doet als de stem spreekt, wat haar de mogelijkheid geeft om het gebruik van taal in haar voorstellingen verder te onderzoeken.
Vrouw
Meer dan bij generatiegenoten is in het werk van Van den Broek het vrouwelijk perspectief zichtbaar. Na haar solo’s staan ook in FF+Rew (2002) louter vrouwen op het toneel. En tijdens haar eerste samenwerkingsprojecten deelt zij de vloer met een danseres, in Quartett with One (2002) met Sophie Janssens en in Rest Room (2003) met Einat Tuchman.
Doordat zij vanuit het oogpunt van de vrouw in het huidige tijdsgewricht kijkt, reflecteert ze ook op de positie van vrouwen. Dat is heel duidelijk te zien in de voorstelling Co(te)lette (2007), gemaakt met haar eigen Stichting WArd/WaRD. De titel mag nog met een knipoog zijn, met zowel de naam van de Franse schrijfster als de verwijzing naar vlees erin, maar de wereld van de drie op het eerste gezicht onafhankelijke, goed in hun vel zittende vrouwen is eerder verwarrend en wrang. Hun seksuele vrijheid is al bevochten, maar de blik van de buitenwereld blijkt nog een flinke impact op hun gedrag te hebben. Dat heeft een neerwaartse spiraal van vervoering, overgave, ontwaken uit de roes, angstvallig teruggrijpen naar bevallige poses, het vervallen in reflexen en een dwangmatig doorgaan tot gevolg. Het geeft te denken over de vrije beleving van seksualiteit van vrouwen in deze tijd.
Vanuit het perspectief van de vrouw wordt ook naar de man gekeken in I SOLO MENT (2008). Vrouw en man. Zus en broer. Door de twee solo’s van Cecilia Moiso en Dario Tortoreli te verweven worden de thema’s eenzaamheid en onbereikbaarheid benadrukt. Enkele observaties hieruit leiden later tot We Solo Men. Aandacht vragen en tegelijkertijd het onvermogen om te communiceren wordt hier verder uitgewerkt voor een groep mannen, aangevuld met twee vrouwen die zich nu letterlijk in een man verplaatsen.
Dwangmatig
In de basis hebben de bewegingen van Van den Broek een duidelijke zeggingskracht; het zijn gebaren die we regelmatig maken. Ze zijn duidelijk te herkennen en daardoor eenvoudig leesbaar. Zoals het vragen van aandacht door iemand aan te wijzen, te wenken, een hand te reiken. Of het met een ferm gebaar afhouden van een toenaderingspoging. In Co(te)lette zijn er de expliciete seksuele posities, het zichzelf betasten. En de volledige overgave die wordt verstoord als de buitenwereld in het blikveld komt. De uitwerking van de thematiek in beweging is helder.
In FF+Rew is er het vallen, opstaan en verder gaan, het herbeleven van een emotionele klap. Niet voor niets verwijst de titel naar de verschillende functies van een cassetterecorder waarmee ge-fastforward en ge-rewind kan worden. In FF+Rew ligt die herhaling al in het thema besloten, maar ook in andere voorstellingen keert de herhaling van bewegingen die tot een zware uitputtingsslag van de dansers leidt telkens terug. Die fysieke uitputting is ook te zien in het werk van haar Vlaamse voorgangers in de dans en bij choreografe Krisztina de Châtel in wier werk zij jarenlang danste. Maar Van den Broek heeft er een eigen invulling aan gegeven. Hoe dwangmatig een beweging soms kan overkomen, de herhaling wordt bij haar niet mechanisch. Door een emotie steeds opnieuw te laten passeren tast zij emoties af, brengt zij nuances aan en verankert zij zo intenties in een vormentaal die zowel theatraal als abstract is. In Ohm (2010) heeft zij de weerstand zelfs ontdaan van emoties en in Q61 (2011) blikt zij terug door eerder onderzochte emoties samen te brengen, archivering van tien jaar materiaal.
De voorstelling I SOLO MENT is misschien haar meest theatrale voorstelling. De directe wijze waarop danseres Cecilia Moisio in de beginscène haar verdriet toont terwijl zij zich over een overleden geliefde buigt, hem wast zonder hem aan te raken, is beklemmend. Van de Broek trekt de toeschouwer niet alleen mee in een emotionele rollercoaster, maar neemt hem meteen mee naar de top. Hoe goed ze inmiddels de emotie kan doseren, blijkt uit het feit dat ze de spanning tot aan het einde van de voorstelling weet vast te houden en blijft ontroeren.
Hoewel Van den Broek al tien jaar lang niet meer meedanst in haar voorstellingen komt haar werk nog steeds voort uit de danseres Ann Van den Broek. Haar betrokkenheid gaat zo ver dat ze in Ohm en The Red Piece (2013) terugkeerde op het podium om te voelen wat de dansers voelen. In Ohm geeft zij met haar voet het ritme aan door op een metalen plaat te stampen en drijft zij de dansers aan. In The Red Piece doet zij dit met de hakken van haar laarzen. Maar ze zit ook breiend achter op het toneel en bevrijdt de dansers van de zorgvuldig geknoopte touwen van Japanse bondage in deze choreografie over lust, overgave en liefde.
Van de dansers met wie Ann Van den Broek op het podium werkt in haar voorstellingen verwacht je niet direct dat zij met zichzelf of hun omgeving worstelen. Dat komt misschien doordat ze op het eerste gezicht zeker van hun zaak lijken te zijn, ze zijn bepaald geen buitenbeentjes met hun stijlvolle, zorgvuldig gekozen tenues. De veelvuldige verkleedpartijen naar een volgende designer outfit en het aan- en uittrekken van schoenen zouden kunnen bijdragen aan de gedachte dat alles wel onder controle te houden valt, al is het tegendeel echter minstens zo geloofwaardig.
Ook in haar muziekkeuze heeft Van den Broek een duidelijke voorkeur voor het heden. Ze gaat hooguit terug naar een recent verleden dat een jonge generatie tot de verbeelding spreekt, zoals de jaren tachtig. Waar zij in Hurry up please, … it’s time nog kiest voor klassieke componisten als Beethoven, Prokovjev en Bartok, met als uitzondering muziek van PJ Harvey, heeft pianist Rex Lobo voor Annexe een bewerking gemaakt van het hardrocknummer The Unforgiven van Metallica.
Daarna bewegen de composities van Arne van Dongen met wie zij vanaf dan samenwerkt zich net als het werk van Van den Broek tussen abstract (zoals in Co(te)lette met kerkorgel, stem en weefgetouwen) en concreet, waarbij ze duidelijk hedendaagse dilemma’s en liefdesperikelen verwoorden (zoals in de popsongs van Nick Cave in I SOLO MENT). Voor haar meest recente voorstelling The Red Piece schreef de Vlaamse formatie Dez Mona muziek en teksten.
Ratio
Door dicht bij zichzelf te blijven en dicht op de tijdgeest te zitten heeft Ann Van den Broek een eigen danstaal en esthetiek ontwikkeld. Dichtbij betekent echter geenszins hoogstpersoonlijk en zij verliest zich nooit in het drama. Met de intensiteit van haar dans weet zij juist ook de schoonheid van het onvermogen van de mens te tonen.
‘Het mooie aan emoties is dat ze een natuurlijk verloop hebben,’ zei filosoof René Gude kortgeleden in het Vlaamse tijdschrift Knack, ‘na een tijd ebben ze vanzelf weer weg.’ Mensen blijven er volgens Gude echter langer dan nodig in hangen doordat we met ons verstand ingrijpen in het verloop van onze emoties.
‘Duister’ of ‘niet vrolijk’ zijn etiketten die Van den Broeks werk nog wel eens onterecht opgeplakt krijgt in commentaren.
Ze laat haar dansers op het toneel emoties telkens opnieuw doorleven, waardoor het publiek getuige is van een emotionele en fysieke uitputtingsslag die soms bijna ondraaglijk lijkt te worden.
Maar misschien is dat wat Van den Broek ons in haar choreografieën wil laten zien: in de – vaak vergeefse – pogingen om onze emoties te bedwingen, is het de ratio die regeert.
Marcelle Schots, TM, november 2013