Ann Van den Broek is een choreograaf die zoekt naar nieuwe vormen op het grensvlak van dans, muziek, video en installatiekunst. Vanuit een sterke persoonlijke noodzaak ontwikkelt ze nieuwe uitdrukkingsvormen voor menselijke behoeften en maatschappelijk thema’s zoals depressie en dementie. Ammodo sprak Van den Broek over haar drieluik The Memory Loss Collection, fysiek geheugen, haar toekomst en het doorgeven van kennis.
Het overkoepelende thema van The Memory Loss Collection is geheugenverlies. Vaak praten we over dit onderwerp in relatie tot de medische wetenschap of de zorg, maar jij brengt een ander perspectief in. Hoe zou je dat omschrijven?
Wat ik inbreng is een choreografisch perspectief. Voor mij is dat beeldend, het gaat erom lichamen in een ruimte te plaatsen en in een ritme zetten. Door middel van het lichaam iets te uiten zoals een sfeer of een emotie. Ik put uit de bestaande bronnen en daarnaast uit mijn persoonlijke ervaring. Met mensen, camera’s en geluid probeer ik iets uit te drukken over geheugenverlies vanuit het perspectief van de mantelzorger, de naasten en de persoon zelf. We weten niet precies wat geheugenverlies is, zeker niet in het laatste stadium. We verdiepen ons in het onderwerp én in die emotionele staat. Het is een emotionele en analytische uiting van de ziekte en van het gegeven van geheugenverlies. Dat komt terug in het lichaam, in de beweging en de ruimte. We gaan bijvoorbeeld uit van het gegeven dat een ruimte ineens uit vele kamers lijkt te bestaan en je de weg kwijtraakt, of je afvraagt of je ergens nu al geweest was of niet. De voorstelling is structureel en choreografisch zo opgebouwd dat er veel herhalingen in zitten, maar steeds een beetje anders. Ik zit aan een tafel maar net als de dansers denk ik zelf ook af en toe: in welk stuk zitten we nu? Dus het werkt buiten vloer ook een beetje door. Dat is eigen aan artiest zijn, dat je je er zo in verdiept dat het je soms overneemt.
In welk opzicht is dit perspectief onderbelicht in het dagelijkse maatschappelijke verkeer?
Mensen die voor een naaste zorgen kunnen daar vaak moeilijk over spreken. Het is heel confronterend om iemand naar toilet te moeten helpen. Niet dat dit op toneel gebeurt, maar het gaat wel over dat soort dingen. Over het aftakelingsproces. We praten daar niet zoveel over. Dat gebeurt uit respect en dat is goed, maar veel mensen blijven zitten met emoties en situaties waarmee ze geen raad weten. Als we daarover meer praten, dan zouden er ook meer oplossingen zijn. Er zijn ook veel mensen van wie de moeder, vader of partner zoiets overkomt maar die zelf drukke levens hebben en zich afvragen hoe daarmee om te gaan. En het gaat ook over hoe we als maatschappij in het algemeen omgaan met ziekte. Het gaat om een gigantische hoeveelheid mensen. In het begin van dementie kunnen en willen mensen nog dingen doen. Je tot nut voelen is zo belangrijk en een van de drijfveren voor mij om dit te delen. Daarnaast wil ik de mensen die hiermee te maken hebben een hart onder de riem steken. Het is altijd spannend om te delen met een publiek. Het schijnt dat sommige dingen wel confronterend zijn.
In een interview met Marcelle Schots, die ook het boek Protect/perform schreef over jouw werk, las ik: “Dans kan op een andere manier betekenis geven dan andere kunstvormen. Het heeft geen taal nodig. Grote vernieuwingen zijn ontstaan uit een belichaamde vorm van kennis die intuïtief ontstond.” Ik vind dat een interessant gegeven, dat in dans iets ontdekt kan worden waar later pas taal aan gegeven kan worden.
Zo ben ik ook begonnen in mijn evolutie als artiest. De eerste tien jaar wilde ik onderzoeken hoeveel ik kan zeggen met het lichaam. Zonder decor, zonder camera’s. De eerste keer dat er taal aan te pas kwam was toen ik voelde: dit kan ik niet meer met het lichaam doen op een manier dat ik het zelf geloof. Dat was met de voorstelling I SOLO MENT. Dat ging over mentaal isolement en psychoses. Ik wilde geen theatraal choreografisch gedoe en zocht een element om een gedachtegang te uiten. Dat kon alleen via schrift en tekeningen. Daar was een camera bij nodig zodat publiek het ook kon zien. En zo ben ik meer en meer elementen gaan toevoegen. Dat zijn echt andere talen en met die technische puzzel heb ik het nog altijd moeilijk. Voor mij blijft het lichaam de essentie. De andere elementen die ik gebruik, uiteraard in samenwerking met de mensen waarmee ik werk, zijn daarvan een verlengde, het zijn extra armen en benen. Ik kan mezelf niet altijd goed uiten in woorden. Communicatie vind ik moeilijk en lichaamstaal soms beter te begrijpen. Als ik nu zó ga zitten, dan voelt dat helemaal anders. Ik hou wel van taal, van lyrics, van sommige boeken en poëzie. Voor mij is ritmiek heel belangrijk. Ritme is als een hartslag. Tijd, ruimte, ritme. Dat is het leven.
Er was destijds een concrete aanleiding en noodzaak om met taal te werken, ben je het sindsdien anders gaan waarderen?
Er heeft een evolutie plaatsgevonden. In deze voorstelling wordt er ‘gewoon’ een tekst gezegd. Flarden van een wetenschappelijke tekst over het brein, gesproken door een actrice. Ik wilde die informatie erin. Dat kan ook op andere manieren, maar ik raakte geïnspireerd door een paar gepassioneerde professors die ik sprak in de voorbereiding. Die hebben hun hele leven op dat onderwerp gestudeerd.
Memory Loss is het slot van een drieluik. De laatste jaren vind je het van belang om langere lijnen te trekken en ook bezig te zijn met overdracht en talentontwikkeling. In dat kader organiseer je ook laboratoria met je eigen gezelschap.
Ideaal gezien zou ik dat nog meer doen, als een terugkerend moment in het seizoen. Maar mijn organisatie kan dat nog niet dragen.
Hoe zou dat er in een gedroomde vorm uitzien?
Een eigen ruimte met een studio waar ook studiemateriaal beschikbaar is, waar ik workshops kan geven en waar muziek gemaakt kan worden. Waar gesprekken plaatsvinden en informatie wordt uitgewisseld. Een plaats voor de fysieke en communicatieve aspecten.
Heeft die wens ook te maken met…
… ouder worden. Ik wil delen en doorgeven.
… ik doelde op het overdragen van jouw visie op dans. Ik las dat bestaande technieken je onvoldoende mogelijkheden geven om je mensbeeld uit te drukken.
Het klinkt raar, maar ik zeg soms tegen dansers dat ze alles moeten afleren wat ze hebben geleerd. Dat gaat bijvoorbeeld al over hoe iemand bukt. Ik zeg vaak: je ziet eruit als een danser. Dat is prachtig, maar wees nu gewoon een mens. Natuurlijk wil ik dat de performers en dansers waarmee ik werk vakmanschap hebben want anders kan je al die combinaties en tellingen niet uitvoeren. Maar waar ik naar streef is dat ze dat aan- en uit kunnen zetten. Hetzelfde geldt voor emoties. Ze moeten zich verdiepen om agressie of begeerte te voelen en in een milliseconde moet dat ook weer weg kunnen zijn. Dat moet je nog eens doen en nog eens, zodat je er een fysiek geheugen voor krijgt. Je moet je eigen lichaam van buitenaf kunnen zien. Zoals je vroeger een plié leerde of een tendu, of leerde lopen. In mijn werkmethode herhalen we elke keer de emoties, het schakelen en hoe een normaal mens loopt. Door dit te trainen wordt het als een kast met allemaal lades die je kunt opentrekken. Je kunt een dansfrase in een neutrale staat doen, dan de lade van begeerte opentrekken en dezelfde dansfrase in die staat doen. Daardoor verandert het hele materiaal.
Zoals je erover spreekt, doet het me een beetje denken aan de trainingen van de Poolse theatervernieuwer Grotowski. Die trainingen waren zeer intensief en ze leefden ook samen in een gemeenschap.
Ja, fantastisch. Mijn leven is anders gelopen maar dat moet geweldig geweest zijn. Dat maniakale, het gaat zo diep.
Is de jongere generatie nog op die manier maniakaal?
Dat is gevaarlijk om daar iets over te zeggen. Alles verschuift, het gaat nu veel sneller. Ik heb de indruk dat mensen constant veranderingen willen en niet op één manier werken. Ze willen ervaring opdoen en veel verschillende dingen doen. Dat is voor mij ook niet makkelijk.
Je leeft en werkt zowel in Nederland als België, hoe ervaar je dat?
Mijn werk wordt financieel vooral gesteund door Nederland. Ik woon in Antwerpen en mijn organisatie is gevestigd in Rotterdam. Het is laveren en ook een vereniging van culturen. In de dans, maar ook maatschappelijk en sociaal.
Blijf je je verwonderen over de verschillen of heb je die dualiteit al helemaal geïnternaliseerd?
Voor mij is het heel normaal om de Vlaamse en Nederlandse cultuur te mengen. Op mijn zeventiende ging ik studeren aan de dansacademie in Rotterdam en sinds die tijd reis ik al op en neer. Ik heb ook acht jaar in Amsterdam gewoond toen ik met Krisztina de Châtel werkte. Die dualiteit zit ook in mijn werk en ik zou echt iets missen als er één zou wegvallen. Ik denk dat het voor mijn werk en persoonlijkheid heel belangrijk is geweest dat het zo is gegaan. Praktisch, bijvoorbeeld vanwege subsidieregelingen. En vanwege de recensies. Er zijn Vlaamse en Nederlandse trends, zoals theatrale dans en conceptuele dans. Als ik binnen één cultuur zou opereren dan was ik daarvan misschien te afhankelijk geworden. Het heeft mij geholpen om mijn eigen stijl te ontwikkelen en een beetje eigenwijs te zijn. Ook in de structuur van mijn organisatie. Ik ben algemeen leider terwijl in Nederland het zakelijke en artistieke altijd wordt gescheiden en er ook een druk is om dat te doen. Ik heb van beide culturen iets. Dat ik mijn mond opentrek is meer Nederlands. Het afwachtende, de dingen vanuit verschillende perspectieven bekijken, is meer Vlaams. Ik verbaas me niet vaak maar als ik toch iets moet noemen is dat het overgeorganiseerde van Nederland. Zoveel regeltjes, ook in het theater. Dat de bar altijd zo vroeg sluit. In België, en eigenlijk overal, gaat dat echt anders. Maar hoe noordelijker je gaat…
Welke kunstenaars volg je zelf of zou je graag eens mee samenwerken?
Nick Cave and the Bad Seeds vind ik geweldig. Maar ik weet niet of ik het zou aankunnen om met hem samen iets te creëren. En er zijn filmmakers die ik volg zoals Jim Jarmusch en David Lynch. Tot nu toe had ik altijd zelf een drive om iets te maken. Soms zoek ik daar mensen bij, maar ik werk altijd met dezelfde decorontwerper, video- en lichtontwerper. Dat zijn maatjes, vriendjes zoals Nederlanders zeggen, en daardoor kan of wil ik niet met anderen werken. Voorheen had ik ook de angst dat mijn eigen feestje ondergesneeuwd zou worden. Maar ik denk nu dat het wel verrijkend kan zijn om samen een concept te bedenken. Het hangt er ook vanaf wat voor type samenwerking het zou zijn. Als een filmmaker naar mij zou komen, en ik mag mijn eigen ding doen, dan is het geen probleem. Ik weet nu wat mijn eigen taal is. Als ik het ergens niet volledig mee eens ben dan kan ik zeggen: laat ons dat andere perspectief eens proberen.
Heb je wat betreft het publiek een wens of hoop voor de toekomst?
Wat ik jammer vind is dat het publiek in Nederland in hokjes zit. Als je naar andere landen gaat dan zie je een gemengd publiek dat niet speciaal voor dans komt. Dat gaat over leeftijd of over mensen die normaal gesproken naar de film gaan of naar een bepaalde locatie komen. Hier heb je een vast danspubliek en ik zou dat graag doorbreken. Dat moet in samenwerking met de theaters en met andere organisaties. Maak bijvoorbeeld eens een brochure zonder de vakjes dans, muziek, theater. Dat zou niet alles veranderen maar misschien wel wat verschuiven. Mijn voorstelling Accusations was bijvoorbeeld meer een gechoreografeerd concert. Zooming in on Loss ook. Dat werd als dans verkocht, terwijl we dat zelf niet zo hadden aangekondigd. Daarmee schep je een bepaald beeld en verwachting waarvan sommige mensen dan achteraf zeggen: maar dit is toch geen dans. Dat is een gemiste kans.
Welke consequenties heeft corona voor jouw werk?
We zouden gaan touren en met Memory Loss op Julidans staan. Dat gaat niet door. Het is een grote productie die we onmogelijk kunnen aanpassen. We parkeren die dus tot seizoen 20-21, dan willen we met het drieluik op tournee. We hebben voor dit najaar een alternatieve planning gemaakt met bestaand werk dat we wel kunnen aanbieden, zoals Zooming in on Loss en Accusations. Ik ga ook aan een nieuwe kleine productie werken, Creating Joy. Dat gaat over kunnen genieten van de kleine dingen van het leven, ondanks tegenslag. Dat plan lag er voor corona al maar is nu heel toepasselijk. We zijn van de ene extreme situatie in de andere gevallen. Van heel veel doen naar thuiszitten en alles op afstand organiseren. Ik hoop voor de toekomst dat we anders met mens en milieu kunnen omgaan. Het lijkt niet meer van deze tijd om met een hele compagnie ergens heen te reizen voor één voorstelling. Dat is zo slecht. We moeten wel blijven touren, maar misschien langer op een plek staan zodat er meer diepgang is voor het publiek en de gezelschappen. We zijn daar intern en met onze agent al mee bezig, maar we zijn natuurlijk afhankelijk van hoe theaters en festivals erin staan. Alles gaat zo snel en meer over kwantiteit dan over diepgang. Het is madness. In die zin heeft dit goed gedaan. Ik heb het altijd al nodig gehad om te recupereren door de heftigheid van mijn stukken. Koken, lezen, de voorbije periode loslaten. Ik denk dat er voor mijn werk een andere periode aanbreekt. Ik zal altijd diep blijven gaan, wat ik maak is altijd intens. Maar ik ben ook ouder aan het worden. Ik word zachter. Dankbaarder voor alles dat er is. Ik voel blijdschap over wat er allemaal is gebeurd in de voorbije jaren en dat wil ik ook met mensen delen.
Foto’s Florian Braakman