Rituelen op kerkhof over onmacht en onvermogen
De poort van het kerkhof gaat open. Bij het binnengaan horen we Nick Cave: It’s a wonderful life. Waarom horen we Nick Cave niet altijd zingen als we een kerkhof betreden? Dit is zo prachtig, dit moet verplicht worden!
Op de tonen van Caves bitterzoete ode aan het leven en de liefde dansen drie mannen en twee vrouwen, gehuld in kraakwitte kleding. Het grindpad van de Algemene Begraafplaats in Alkmaar knerpt onder hun voeten. Meteen herken je de typerende bewegingstaal van choreograaf Ann Van den Broek. Schokkend en pulserend trekken de lichamen samen rond het middenrif. Direct daarna slingeren alle ledematen in tegengestelde richting de ruimte in. Het is alsof de dansers helemaal zijn volgepompt met emoties, die tevergeefs hun weg naar buiten zoeken. Cave moedigt de dansers hoopvol aan: “It’s a wonderful life – If you can find it.” Maar ze kúnnen het maar niet vinden.
Na het collectieve optreden bij de poort wordt het publiek opgesplitst in groepen, die langs over het kerkhof verspreide soloperformances wandelen. Op afstand is steeds een langzame trommelcadans te horen, die zich prachtig vermengt met de vogelgeluiden – waarbij de krassende kraaien op morbide wijze de show stelen.
De (zeer herkenbare) onmacht om met dood en rouw om te gaan wordt zichtbaar én voelbaar gemaakt met dwingend herhaalde bewegingspatronen. Zo zien we Davide Pietro Cocchiara voortdurend in de weer met witte overhemden die opgevouwen moeten worden, waarna hij ze weer weggooit. Frauke Mariën staat in een helverlichte kist en probeert tevergeefs te communiceren, met onverstaanbare mondbewegingen en gebarentaal. En Jan Deboom belichaamt het emotionele onvermogen met machteloos headbangen, staand, zittend en kruipend in een grasperk. Je wordt er koud van. Als hij je dan ook nog meeloodst naar de kindergrafjes, die zijn versierd met ballonnetjes, beertjes en allerhande speelgoed, wordt het zelfs iets te veel van het goede. Dit komt te dichtbij.
Ook het aantal stops tijdens deze locatievoorstelling had misschien wel iets minder gemogen: het is een fikse wandeling, zo tussen de zerken.
Daar staat tegenover dat Van den Broek en haar dansers niet alleen optimaal gebruik hebben gemaakt van de beladen locatie, maar ook van de overgang van schemering naar duisternis. De Vlaamse choreografe bewerkte haar eerdere stuk Q61, waarin ze reflecteerde op het overlijden van haar broer: Q61 is het nummer van de nis waarin hij werd bijgezet. Ze bewerkte dit persoonlijke uitgangspunt tot een reeks bezwerende dansen, die voor iedereen invoelbaar zijn.
Misschien duurt de aaneenschakeling van minimalistische rituelen iets te lang. En misschien gaan sommige gebaren en bewegingsfrases op elkaar lijken, na al die herhalingen. Maar misschien is dat juist hoe het moet zijn. Wie zei dat de dood afwisselend en onderhoudend moest zijn?
Fritz de Jong, Het Parool, 22 mei 2015